Weet jij waar ik ben?


Ze heeft ze zien komen en zien gaan.
Mevrouw Pietersen woont nu al jaren in het verzorgingstehuis en ik kom 1 x in de zoveel tijd even bij haar langs. Ze zit dan in haar kamertje aan een tafeltje naar buiten te kijken.
“Jongen weet jij waar ik ben?”
Lichte paniekerige ogen kijken me aan
Haar lip trilt en ik zie dat de tranen wellen in haar ooghoeken.
Ze is in de war. Steeds meer vergeet ze dingen.
Waar ze is, wie ze is, en wat ze gedaan heeft.
Soms zijn er even heldere momenten. Momenten waarin duidelijk wordt dat ze ooit beschikte over een zeer intelligente geest.
Ze was een sterke vrouw. Vijf kinderen groot gebracht. Ondanks dat het in haar generatie nog heel normaal was om thuis te blijven als vrouw zijnde, heeft ze haar hele leven gewerkt.
Ze is danseres geweest. Heeft op de grootste podiums gestaan en choreografieën gedanst van de meest talentvolle choreografen.
Nadat haar lichaam, mede door het kinderen baren, niet meer fit genoeg was om te dansen, heeft ze zich toegelegd op de educatie van jonge danseressen die dezelfde droom hadden als haar.
Igone de Jong was een van de vele talenten die zij op jonge leeftijd nog les heeft gegeven. Ze gaf les om de geest te versterken.
“Het lichaam voelt de muziek wel, maar de geest houd haar tegen”
Ze wilde een betere toekomst voor haar kinderen. Betere omstandigheden
en hoewel de liefde voor de podiumkunsten nooit is verdwenen, rade ze mij, toen ik nog maar net naar de toneelschool ging, de keuze voor dit vak af.
“Het is zwaar mijn jongen, geen droog brood mee te verdienen”.
Deze uitspraken van haar staan in mijn geheugen gegrift en het doet mij verdriet om telkens weer te beseffen dat zij niet meer weet dat zij deze uitspraken deed.
Ze zit aan het tafeltje in haar kamer waar ze inmiddels alweer vijftien jaar woont.
“Ik kan mijn huis niet vinden. Weet u de weg naar mijn huis?”, zegt ze tegen de zuster die even langskomt om te checken of alles met mevrouw Pietersen goed gaat.
“U bent thuis, mevrouw Pietersen.”, zegt de verzorgende terwijl ze mij even aankijkt.
“Het gaat redelijk goed met mevrouw. Lichamelijk mankeert ze niets. Alleen haar geest laat het steeds meer afweten.”
Mevrouw Pietersen herkend deze verzorgende niet meer.
Het is de zoveelste die langs is gekomen en mogelijk nog voor haar dood ook weer weggaat.
Hoewel het verzorgingstehuis een goed tehuis is, hebben zij ook te kampen met te korten. De bezuinigingen van jaren geleden hebben er flink ingehakt. Vele goede werknemers moesten weg. De ouderen in paniek omdat ze steeds weer nieuwe gezichten zagen.
En je kan denken; dat maakt bij dementen toch niet uit? Ze herkennen toch meestal niemand meer. Ze weten toch niet waar ze zijn. Ze weten toch niet wie wat doet.
Maar ook al zou dat zo zijn dan gaat het daar niet om.
Het gaat erom dat deze mensen die in de war zijn, veel zaken al niet meer begrijpen, onzekerheid door hun ziekte hebben en niet ook nog eens onzeker zouden moeten zijn over hun verzorging en wie hen dat geeft.
“Ik wordt maar 2x in de week gedoucht” zegt ze ineens op een helder moment.
“Vroeger douchte ik wel twee keer per dag”
Ik kijk naar haar en zie snel het heldere moment weer verdwijnen in haar ogen. Ze kijk weer naar buiten en lijkt niet meer te beseffen dat ik er nog steeds ben.
Hoewel ze het goed heeft in dit tehuis zou ik haar het liefst meenemen.
Maar ik weet dat dat niet gaat. Ik heb geen verstand van verzorging.
Ik moet gewoon werken en het is maar de vraag of ze het bij mij thuis beter zou hebben.
“Mevrouw Pietersen moet echt gaan rusten. Ze heeft vannacht ook al slecht geslapen.”, zegt de verzorgende tegen mij.
“Ze was de hele nacht op omdat zij haar slaapkamer kwijt was. Ze liep steeds de voorraadkast in omdat ze dacht dat dat de deur was naar haar kamer”
Ik glimlach even omdat de humor in het beeld me niet ontgaat. Tegelijkertijd slik ik, aangezien het toch echt betekend dat de ooit zo intelligente en talentvolle vrouw, langzamerhand volledig aan het verdwijnen is.
Als ik op sta en mevrouw Pietersen gedag wil zeggen kijkt zij mij ineens met verschrikte ogen aan.
“Wie bent u?”, zegt ze geschrokken.
“Ik ben het Bastiaan.” In haar ogen is geen enkele herkenning te ontdekken.
Dan ontspant ze weer. De tranen in haar ogen wellen opnieuw op en haar lip begint weer te trillen.
“Jongen weet jij waar ik ben”?